vrijdag 7 juni 2013

Flitsen

Omgevingslicht + flitslicht bepaalt je foto, immers dit is de totale belichting.
Omgevingslicht wordt bepaald door ISO, diafragma en sluitertijd
Deze drie instellingen bepalen hoeveel licht er op je sensor valt.

Flits-sync = kortst mogelijke tijd dat de flitspuls nog gesyncd kan worden met je sluiter, ofwel waarbij het flitslicht nog geregistreerd wordt door de sensor. Bijv: 1/250 of 1/200.
Kortere sluitertijd zal dus geen licht doorlaten op je sensor. Een langere sluitertijd laat niet meer flitslicht door, maar wel meer omgevingslicht.
De hoeveelheid flitslicht dat op je sensor valt zal dus niet door de sluitertijd worden bepaald, maar door de combinatie van ISO en diafragma.
Houden we de ISO-waarde constant dan zal een kleiner diafragma (een groter diafragma-getal) zorgen voor minder flitslicht op je sensor.

"Iedere geflitste foto bestaat uit twee belichtingen. De flitser gaat natuurlijk maar één keer af wanneer de sluiter openstaat. Maar gedurende die tijd wordt ook het omgevingslicht door de sensor geregistreerd. Omdat de flitser niet wordt aangestuurd door de sluitertijd, zal het langer openhouden van de sluiter je onderwerp niet meer belichten. Het laat echter wel meer omgevingslicht toe. En je hebt meer kans op een bewogen foto. Flitsfotografie is echter wel afhankelijk van de ISO-waarde. Hoe hoger die ISO-waarde is, hoe effectiever je flitser zal zijn. Daar kun je ook je voordeel mee doen, als blijkt dat je wat flitskracht tekort komt."

Let op mogelijkheden bij flitsen:
- Bouncen (kleur van oppervlak wordt vergenomen!, bounce naar achteren geeft mooier licht bij portret, opzetstuk kan deel van licht direct naar voren kaatsen)
- Ringflitser, schaduwen vallen achter de geportretteerde


Basis licht en flitslicht:

- Afstand tot onderwerp verdubbelen = flitssterkte verviervoudigen, en andersom verkleinen is zelfde kwadraatregel
- De relatieve grootte van de lichtbron bepaalt de kwaliteit (hard of zacht) van het licht.
- De richting van het licht is zeer bepalend voor de uiteindelijke look and feel van de foto
- Duur en sterkte van het licht, zie omgevingslicht en flitslicht
- flitssterkte/diafragma en omgevingslicht/sluitertijd
- invalshoek is uitvalshoek

Oefen met M stand en 1 flitser off camera:

- afstand tussen lichtbron en onderwerp én lichtbron en achtergrond
- relatieve grootte lichtbron
- plaatsing lichtbron

Let op: lichtbron (flitser) dichtbij onderwerp plaatsen zorgt weliswaar voor minder benodigd flitslicht en de lichtbron zelf wordt ook relatief groter, maar op het onderwerp is een snellere overgang zichtbaar tussen lichte en schaduwpartijen. Daarbij komt dat het flitslicht nu ook minder de achtergrond bereikt, deze zal vooral belicht worden door het omgevngslicht en meestal donkerder uitvallen.

Wanneer je reportageflitser zonder extra middelen gebruikt, dan zal het oppervlak altijd vrij klein zijn. Dit zorgt voor harde schaduwen en contrastrijke foto's.  Wil je dit niet (meestal, omdat harde schaduwen lelijk zijn) dan zul je je de grootte van je lichtbron moeten aanpassen. Dit doe je mbv verschillende accessoires, zoals parapluutjes en softboxen. 

Stappenplan:
1. Manueel omgevingslicht instellen, naar wens onder- of overbelichten
2. Flitskracht instellen. Draadloos met Commandermodus (infrarood) of radiotriggers.
3. Testfoto
4. Flitskracht aanpassen of afstand tot onderwerp aanpassen.
5. Eventueel tweede flitser toevoegen, testen, flitskracht of afstand aanpassen etc.